Mijn levenswandel in het kort...
- Ik ben geboren op 18 mei 1969, ongeveer rond 16:00. (Toevalligerwijze is 16:00 ongeveer mijn favoriete moment van de dag: De ochtend is dan al lang voorbij en ik ben dus goed wakker. Bovendien krijg ik dan stilaan zin in een vier-uurtje...)
- Mijn eerste twee levensjaren bracht ik door in Hove, op de Mortselsesteenweg.
- Daarna verhuisden we naar de Boechoutsesteenweg 81 in Hove. Het toeval wil dat na mij mijn boezemvriend Gert (toen ook 2 jaar) in het huis ging wonen op de Mortselsesteenweg. De Boechoutsesteenweg was een heerlijk huis voor opgroeiende kinderen: Een ruim huis met lekker krakende planken op de vloer en een grote tuin, die toen wel gigantisch leek. Het liefst speelden mijn zusje An en ik in de zomer onder de afhangende takken van de reusachtige treurwilg. Het was een heerlijke tijd...
- Een jaarje later, begon het echte leven: Ik moest naar de kleuterschool... Gelukkig was de school vlak achter onze tuin en kon ik met mijn boekentasje zelf (en veilig) naar school wandelen. Tegen het laatste jaar van de kleuterschool, bij Juffrouw Marjet, begon ik er wel zin in te krijgen. Ik had een fijn vriendinnetje, Nadia Nijs, die ik sindsdien eigenlijk nooit meer gezien heb.
- Toen dat laatste jaar kleuterschool over was, begon het échte, echte leven: De lagere school. Leren rekenen, en vooral: lezen ! Al snel ging ik naar de bibliotheek. Het eerste "echte" boek dat ik las was "De Witte van Zichem", van Ernest Claes. Het was een prachtige, zonnige zondagmorgen, toen ik in mijn bed mijn eerste echte boek begon te lezen. En gelachen!
- Ondertussen was ik sterk geïnteresseerd geraakt in ... alles. Frekwente bezigheden waren: Het ineenknutselen van luidsprekers, alarm systemen maken (met bellen en luidsprekers), de kamer voorzien van een 12V-net met een oude auto-batterij, oude radios verzamelen op mijn kamer, ... De jeugd-afdeling van de bibliotheek van Hove (toen nog in zaal "De Eendracht") had ik tegen dan ongeveer uitgelezen.
- Buiten met Gert en Hervé optrekken had ik nog twee geweldige vrienden, Thierry en Karim (Alex) Scohy. Hun tuin was nog véél groter dan de onze en die leende zich uitstekend voor het graven van onderaarse gangen. Er ook was een paalhut en een uitkijktoren en we speelden gevechten met houten zwaarden. Ik heb erg goeie herinneringen aan die tijd. Helaas, ze waren een jaar ouder dan ik en toen ik in het zesde studiejaar zat; gingen zij naar het secundair onderwijs. We groeiden uiteen. Op de een of andere manier ging het plots niet meer goed tussen ons en we zijn min-of-meer met ruzie uiteen gegaan en nooit meer samen gekomen. Ik heb lang getreurd over de verloren vriendschap en tot lang in het secundair onderwijs gehoopt dat we ooit terug vrienden zouden worden. Het is nooit gebeurd.
- Andere bezigheden waren onder andere (detectieve-)clubjes oprichten en bijvoorbeeld mijn ouders 'oplichten' door een dubbel-vieruurtje te nemen. Dat dubbel vier-uurtje zat zo: Eerst gingen we bij Gert, mijn beste vriend thuis spelen. Daar werd het vieruurtje altijd rond vier uur geserveerd. Daarna sprongen we onze fiets op, want ten huize Spooren werd het vier-uurtje rond 4:30 á 5:00 geserveerd. Natuurlijk mocht telkens de gast mee-eten, waardoor we dubbel vier-uurtje kregen. Verder was er mijn hernieuwde interesse in electronica en nu ook scheikunde. Vooral dingen als geheime inkten, ontplofbare en brandbare stoffen, zoals bij het ineensteken van raketjes en bootjes op de vijver met raket-aandrijving. (De raketjes gaven meestal een aardige steekvlam en ontzettend veel rook, maar bleven stoïcijns op hun lanceer-inrichting (lees: stok) staan. De bootjes gingen gelukkig wél vooruit.)
- En toen... kwam werkelijk het échte leven: De middelbare school: Het Xaveriuscollege te Borgerhout. Vooral de eerste twee, drie, vier jaren herinner ik me als verschrikkelijk donkere, depressieve jaren.
- Het eerste jaar Latijnse, vergde een deel van mijn vrije tijd en dat was ik niet gewoon: Tot dan toe was ik er steeds in geslaagd om het op school goed te doen zonder 's avonds boeken open te doen. Nu was dat duidelijk anders en kon ik me er ook niet toe brengen om mijn hele levensstijl overhoop te gooien. Ik was toen ook naar een 'oudere categorie' van jeugdboeken en hier en daar 'volwassenen(échte)boeken' overgeschakeld in de bibliotheek en het gebeurde dat ik tot 4 of 5 uur 's nachts zat te lezen en dan 's morgens om 7:30 in de bus voor 't eerst mijn latijnse woordjes moest leren. Dat kon niet goed gaan... Het eindigde met eerst een herexamen en dan een B-attest. Ik miste het zorgeloze van de lagere school en haatte de koude, kille gangen van het grote college, waar buiten Gert Joly, Peter Laenen en Erik Klönhammer ook niemand bekend zat. Daarbij kwamen nog de slechte resulaten en het feit dat de bibliotheek, die nu verhuisd was naar het Cultureel Centrum, uitgebreid was. Ik besefte plots dat het onmogelijk was geworden om nog ooit de bibliotheek uit te lezen. Dagelijks werden er massa's meer boeken gedrukt dan ik ooit kon lezen. Depressie maakte zich van mij meester...
- Overigens, in de bus reed ook een zekere Nico Coenen mee, een jaar ouder. Wist ik toen veel dat ik meer dan tien jaar later nog zou getuigen voor Nico en mijn zus Anneke, bij hun trouw!
- Gelukkig, in het tweede jaar, nu moderne humaniora, was de druk weer heel wat lager. Ik leerde er een schoolagenda bijhouden. Dat was een nieuw gegeven voor me, ik had zo'n ding nl. nooit als een nuttig instrument gezien, enkel als een soort log voor de inspectie. Op de een of andere manier, leken de medeleerlingen hier veel 'toegankelijker'. Ik was in die tijd overigens nogal geïnteresseerd geraakt in psychologie en (zelfs) parapsychologie. Een van mij hobbies toendertijd (val niet omver): hypnose.
- Maar de depressie houdt nog even aan... want we komen nu volop in de New Wave periode. Depressief zijn is niet alleen 'in', iedereen is ook depressief: De koude oorlog is volop op gang, kernwapens worden overal opgesteld. Er zijn vredesmarsen en het Vredesboek van Bernard Benson verschijnt. De Groene Fietsers voeren actie, er is een soort van 'algemene malheur'. Bovendien geraak ik in de pubertijd.
- Ik heb vaak geprobeerd om een dagboek bij te houden, maar ik ben daar niet nauwgezet genoeg voor. Toch had ik een dagboek, waarin ik maar nu en dan dingen schreef. Eén van die dingen was toen ik 12 jaar was. Ik schreef: "Jan, dit is voor tegen dat ge in de pubertijd komt: Uw ouders en zussen houden écht wel heel veel van u!" Daardoor kon ik, toen ik ook in die pubertijd gesukkeld was vaak dingen relativeren. Dat zinnetje heeft me toen enorm geholpen...
- De dingen verbeterden van de éne dag op de andere, toen ik in het vierde jaar plots inzag: Die school waar ik naar toe moet, is eigenlijk nog zo gek niet: Ik heb hier veel vrienden, die eigenlijk gewoon "collega's" zijn! Wij werken hier evengoed als het onderwijzend personeel; wij zijn gewoon "onderwezen personeel"! Ons leven is zeker zo zwaar als het hunne, we zitten opgesloten in de zelfde gebouwen, maar het is best draaglijk doordat de sfeer tussen de collega's zo goed is. Dit nieuwe inzicht maakte zelfs dat ik op bepaalde momenten, voor het eerst graag naar school ging. Dit was een echt keerpunt, van nu af aan werd ik ook veel actiever in de school:
- In het vijfde jaar startte ik een computerclub, startte met een nieuw collegeblad "Xa & Co", woonde de leerlingenraad bij. We gingen met de klas twee of drie dagen naar Parijs, héérlijk!
- In het zesde jaar was ik voorzitter van de leerlingenraad, klasvertegenwoordiger, nog steeds hoofdredacteur van het collegeblad, waarvan de verkoopscijfers het alsmaar beter deden, hadden we een klastoneel, deden we met een groep van de klas mee aan het scholierenparlement, de IBM interscholen-challenge, saboteerde ik een gangbel die veel te luid stond (maar dat is een verhaal apart) enfin... te gek allemaal! Ik ging naar de tweede ronde in de Wiskunde-olympiade, waarvoor ik eerst niet eens ingeschreven werd, want dat zou iemand uit de WeB-afdeling zeker niet interesseren. (Helaas was ik in de tweede ronde zo ziek als een grieperige hond, dat was het eindpunt van de Wiskunde-olympiade carriere, maar vooral een goed excuus. Grijns.) Dát was nog eens een tijd...
- Het middelbaar onderwijs zat erop en ik kon uitkijken naar een heerlijke drie-maanden lange vakantie.
- De moeilijke keuze kwam nu: wat te gaan doen? Twee paters hadden al gesuggereerd: Jezuiet worden, misschien? Geflatteerd, maar toch bedankt. De keuzes gingen van Natuurkunde, scheikunde, psychologie tot filosofie. Van de laatste twee had ik wat schrik. Mensen die 4 jaar aan een stuk moeten 'denken over het denken'. Het intrigeerde me, maar leek me op de een of andere manier aardig 'gevaarlijk'. Het lijkt me niet gezond om alles te willen 'weten over weten' en ik kon me voorstellen dat ik in mijn geestdrift zelf zou komen vastzitten. Dat de geestdrift een soort obsessie zou worden... Eigenlijk was de keuze niet echt zo moeilijk want mijn oude liefde de Natuurkunde (=fysica, niet biologie!) had zo-wie-zo een voorsprong op alle andere opties. Het werd dus natuurkunde.
- Wat niet zo gemakkelijk was, was wáár natuurkunde te gaan studeren. Mijn eerste idee was: Simpel, er is een universiteit bij de deur, waarom niet op het RUCA? Mijn eeuwenoude vriend Gert Joly, wilde zeer zeker niet naar het RUCA, want hij had het thuis te benauwd en wilde absoluut op kot gaan. Hij wilde eens gaan kijken op de opendeur dagen van het LUC in Diepenbeek. Okay, ik zou meegaan naar die intro dagen, op voorwaarde dat hij zou meegaan naar de intro dagen van het RUCA. Zo gezegd, zo gedaan. De intro dagen van het LUC vielen reuze mee: Goed georganiseerd, prachtige auditoria en infrastructuur, prachtige labo's, schitterende ligging en vooral: Een bijzonder open en ontspannen sfeer. Toen kwamen de opendeur dagen van het RUCA, dat zich profileerde met een uiterst amateuristische organisatie, lelijke, oude gebouwen, oud materiaal, kleine en slecht uitgeruste labo's en een prof die me betrapte toen ik een practical joke aan't uithalen was met een van zijn demo-computers. Daar hadden we dus wederzijds al een 'goeie' indruk gemaakt. Mijn ouders gingen accoord met Diepenbeek en zo kwam het dus dat Gert en ik samen op de zelfde kleuterschool, lagere school, humaniora én universiteit studeerden. De jaren die zouden volgen gingen niet over rozen, maar waren niettemin bij de gelukkigste jaren uit mijn leven. Waar ik tot nu toe telkens een soort van melancholie of 'heimwee' had gehad naar de vorige onderwijsvorm, was dat op de universiteit absoluut niet waar. Ik voelde me in Diepenbeek meteen prima thuis!
Wordt (ooit) vervolgd...
Copyright © 1998 by Jan Spooren