Je lieve, zachte neusje,
wijsvinger naar je zachte, mooie ogen,
verlengstuk van je mooie, lieve ik.
Je lieve, zachte lippen,
schatbewaarders van je zachte stem
- likje langs de wereld; zo die is weer grondig schoon -
tam-tam van je zachte, mooie ik.
Je lieve, zachte wangetjes,
ze lachen naar de wereld en ook naar mij,
- want soms is het prachtig om van de wereld te zijn -
en ze vertellen de wereld van je lieve, zachte ik.
En ik kijk naar je als je slaapt.
En ik kijk naar je als je wakker bent.
En kijk:
Ik kan niet uitmaken wanneer je het mooist, het zachtst, of het liefst bent...
(6 juni 1993)
Copyright © 1998 by Jan Spooren